De Munt / La Monnaie DE MUNT / LA MONNAIE

Pieter van Maldere (1729-1768)

Violist, componist en operadirecteur

Jan Dewilde
Leestijd
7 min.

Pieter Van Maldere: zijn naam zoemt nog altijd meer rond bij muziekconnaisseurs dan dat ze op concertaffiches prijkt. Dat is jammer, want zijn spitante symfonieën moeten zeker niet onderdoen voor wat zijn tijdgenoten in Parijs, Mannheim of Wenen componeerden. Alain Altinoglu brengt op 15 april eerherstel, maar leest u zich hier alvast bij over deze voormalige muziekdirecteur van de Munt!

Als zoon van een Brusselse schoolmeester kreeg Pieter Van Maldere zijn muziekopleiding meer dan waarschijnlijk van Jean-Joseph Fiocco (1686-1746) en van Henri-Jacques De Croes (1705-1786), beiden toen verbonden aan de hofkapel in Brussel. Op zijn zeventiende kwam Van Maldere dan ook als vanzelfsprekend als tweede violist in de hofkapel terecht, het begin van een muziekcarrière in dienst van Karel van Lotharingen (Charles de Lorraine) (1712-1780), landvoogd en gouverneur-generaal van de Oostenrijkse Nederlanden. Al drie jaar later, in 1749, promoveerde Van Maldere van de tweede violen naar de gegeerde plaats van concertmeester, waar hij De Croes verving die ondertussen Fiocco als muziekdirecteur was opgevolgd. Na deze stoelenwissel trok Van Maldere vanop de concertmeesterstoel de aandacht van Karel van Lotharingen die hem als violist en componist alle kansen zou bieden.

Karel van Lotharingen
Karel van Lotharingen

Internationale roem

Zo mocht Van Maldere tussen 1751 en 1753 zonder ook maar enig loonverlies concerteren in Dublin, waar hij ook de Philarmonick Concerts leidde en een bundel met zes sonates voor twee violen en basso continuo publiceerde. Enige tijd later, op 15 augustus 1754 kon hij zich in Parijs aan het publiek van de Concert Spirituel presenteren. Volgens een bericht in de Mercure de France zou hij er toen gesoleerd hebben in een eigen vioolconcerto: ‘M. Vanmalder Maître des concerts et premier violon de S.A.S. le Prince Charles de Lorraine, joua un concerto de violon de sa composition. Ce virtuose a un archet fier, beaucoup de précision et des pratiques à lui. C’est un grand talent.’ In de tweede helft van de jaren 1750 had hij de muzikale leiding van de Brusselse concertvereniging Le Concert Bourgeois waarvan de landvoogd de beschermheer was.

Dat de zevenjarige Mozart paardje zou hebben gereden op Van Malderes knie behoort meer dan waarschijnlijk tot het rijk der verzinsels.

Van Malderes roem nam toe en via het netwerk van zijn kunstminnende patroon leerde ook de internationale aristocratie hem kennen. Samen met de gouverneur-generaal reisde hij naar Wenen waar hij mocht optreden voor diens schoonzus, keizerin Maria Theresia. In juli 1756 kreeg hij er ook de kans om in Schloss Schönbrunn zijn eerste opéra comique Le déguisement pastoral (op een libretto van Antoine Bret) op te voeren. De Zevenjarige Oorlog die kort daarna uitbrak – een strijd om het machtsevenwicht tussen de grote Europese mogendheden – zou twee jaar lang de landvoogd en zijn violist-componist beletten om naar Brussel terug te keren. Dit gaf Van Maldere de kans om vaak te concerteren voor het verwende Weense aristocratische publiek. Tijdens een soirée musicale bij Prins von Sachsen-Hildburghausen zat de jonge violist en componist Carl Ditters von Dittersdorf in het publiek en hij was onder de indruk: jaren later zou hij in zijn Lebensbeschreibung (1799) Van Maldere in herinnering brengen als een van de grote virtuozen van die tijd.

In die Weense periode moet Van Maldere ook Les amours champêtres gecomponeerd hebben, een opéra comique op een libretto van Charles-Simon Favart, die op 5 november 1758 in Schönbrunn voor het eerst werd opgevoerd. Le déguisement pastoral zou op 12 december 1759 nog eens in Brussel worden opgevoerd; de partituur wordt bewaard in de Österreichische Nationalbibliothek in Wenen. Van Les amours champêtres is er geen tweede opvoering bekend en is de partituur helaas zoek. Dankzij een oorgetuigeverslag van Prins Johann Joseph Khevenhüller-Metsch, toen Oberstkämmerer aan het Weense hof, weten we dat de opera ‘in dem französischen gusto’ geschreven is.

Het Paleis van Karel van Lotharingen in Brussel, aan het huidige Museumplein

Na hun terugkeer naar Brussel, kort na de opvoering van Les amours champêtres, drukte Karel van Lotharingen zijn bijzondere waardering voor Van Maldere uit door hem tot zijn valet de chambre te benoemen en hem met een vorstelijk loon te belonen. Na het verkrijgen van die erefunctie gaf Van Maldere zijn positie als premier violon door aan zijn oudere broer Willem (Guillaume), terwijl zijn jongere broer Jan-Baptiste (Jean-Baptiste) bij de tweede violen speelde. Ondertussen vergezelde de pas benoemde valet de chambre de landvoogd op al zijn expedities en zo kon hij zijn internationale faam verder uitbouwen. Dat leidde in 1763 onder meer tot de opvoering in het Théâtre-Italien in Parijs van La bagarre, een opéra bouffon in één akte. Het libretto was van de hand van de Franse toneelschrijver Antoine Alexandre Poinsinet die in de inleiding Van Maldere als volgt omschreef: ‘Un habile compositeur, dont les talens ne sont pas aussi connus dans notre capitale qu’ils le mériteraient.’ De opera werd gedirigeerd door François-André Danican Philidor, een van de meest getalenteerde operacomponisten van zijn generatie (én een beroemde schaker!).

Muziekdirecteur van de Muntschouwburg

Eens de Zevenjarige Oorlog was afgelopen, vestigde Van Maldere zich opnieuw in Brussel waar hij een zevenjarig contract afsloot als muziekdirecteur van het Grand Théâtre, de voorloper van de Munt. In die functie programmeerde én dirigeerde hij werken uit het Parijse repertoire, maar natuurlijk ook zijn eigen muziektheaterwerken. Zo bracht hij in 1766 twee werken voor het voetlicht van de Muntschouwburg: de opéra comique in één akte Le médicin de l’amour, op een tekst van de Franse librettist Louis Anseaume, en Le soldat par amour, op een libretto van de Franse polygraaf Jean-François Bastide die rond die tijd ook het Journal de Bruxelles ou le Penseur leidde, een blad ‘dédié à S.A.R. Monseigneur le Duc Charles de Lorraine et de Bar.’ Le soldat par amour schreef Van Maldere samen met Ignaz Vitzthumb (1724-1816), een gangbare praktijk in die tijd. Het directeurschap van de opera bezorgde Van Maldere te veel hoofdbrekens en in 1767 nam hij vroegtijdig ontslag. De goedwillende Karel van Lotharingen wou hem op dat moment financieel ondersteunen door hem het mentorschap van een jonge getalenteerde violist aan te bieden, maar Van Maldere stierf onverwacht het jaar nadien. Hij was nog geen veertig. Zijn uitvaartmis werd opgedragen door zestien concelebranten, wat zijn toenmalige faam en status onderlijnt.

Naast opera’s en veel kamermuziek liet Van Maldere ook een bijzonder corpus van een vijftigtal symfonieën na waarin hij, op zijn best, het galante van de Italiaanse sinfonia’s, het melodieuze van de Franse orkestmuziek combineert met de structuren en tonale evoluties van de Weense symfonieën. Sommige symfonieën werden gepubliceerd in Parijs, Londen of Lyon en verwierven van daaruit internationale renommee. Muziekbibliotheken in binnen- en buitenland schaften ze aan en een enkele symfonie werd zelfs verkeerdelijk aan ‘symfoniekoning’ Joseph Haydn toegeschreven.

Alain Altinoglu brengt op 15 april deze Sinfonia in D-Dur, op.5/1 (1768)

Zoals velen van zijn musicerende en componerende tijdgenoten heeft Van Maldere een groot deel van zijn carrière in dienst van een adellijke broodheer gewerkt. Hij had het wel getroffen met Karel van Lotharingen, de kleurrijke landvoogd die in Brussel de populaire keizerin Marie Theresia vertegenwoordigde. Zo’n functie bleef meestal in de familie, en in dit geval zelfs dichte familie: hij was tweemaal de schoonbroer van de keizerin, als broer van haar man en echtgenoot van haar zus. De landvoogd vulde zijn functie in Brussel vooral representatief in: hij onderhield een dynamisch hofleven en stimuleerde de feestcultuur; zo was hij een groot liefhebber van vuurwerk. Prins de Ligne beschreef het hof toen als ‘une jolie cour gaie, sûre, agréable, polissonne, buvante, déjeunante et chassante.’

Ontmoeting met de familie Mozart

Deze typering echoot ook door in de brief die een zwaar misnoegde Leopold Mozart op 4 november 1763 vanuit Brussel aan familievriend en huisbaas Lorenz Hagenauer in Salzburg schreef: ‘Meneer de prins houdt alleen maar van jagen, vreten en brassen.’ Op doorreis naar Parijs en Londen verbleef Leopold toen al bijna een maand nagelbijtend in Brussel, in afwachting dat de landvoogd eindelijk zijn fiat zou geven om Wolfgang en Nannerl een concert aan het hof te laten spelen. In Leopolds notitieboekje van toen prijkt ook de naam ‘Van Maltere’. Van Maldere moet de Mozarts toen ontmoet hebben. Dat de zevenjarige Wolfgang toen paardje zou hebben gereden op Van Malderes knie behoort meer dan waarschijnlijk tot het rijk der verzinsels. Si non è vero…

Karel van Lotharingen mag er dan een uitbundige levensstijl op nagehouden hebben, hij trad ook op als een gul mecenas en voerde een energiek cultuurbeleid, zoals Van Maldere persoonlijk mocht ondervinden. In tegenstelling tot de Esterházy’s die Haydn hard lieten werken en hem van de muziekwereld isoleerden, gebruikte de landvoogd zijn internationale netwerk om Van Maldere als violist, componist en dirigent te stimuleren. Het is nu wachten op even energieke promotoren die Van Malderes nog grotendeels onbekende oeuvre willen bestuderen en exploreren, want: ‘C’est un grand talent.’