De Munt / La Monnaie DE MUNT / LA MONNAIE

Liever Onschuldige Waanzin

Stéphanie d’Oustrac

Thomas Van Deursen
Leestijd
11 min.

Droevig, vrolijk, weemoedig, hartstochtelijk, krankzinnig … Het personage La Folie (de Waanzin) vervult een sleutelrol in heel wat barokmuziek. Als afsluiter van dit seizoen verkennen Stéphanie d'Oustrac en het Ensemble Amarillis al haar facetten tijdens een origineel recital. We strikten de Franse mezzosopraan voor een openhartig gesprek over haar programma, de vreugdes en gevaren van haar beroep, en de kleine en grote “folies” van alledag.

Tijdens ons laatste interview gaf je aan dat je de grote operaproducties almaar liever afwisselt met intiemere, originelere voorstellingen. Past deze liederavond in die lijn?

Stéphanie d’Oustrac: Absoluut. Aan de basis ligt een samenwerking, en vooral een jarenlange vriendschap, met Héloïse Gaillard, artistiek leidster van het Ensemble Amarillis. Zij snuistert graag in vergeten repertoire om er verrassende programma’s uit samen te stellen voor haar favoriete zangers. In het verleden bouwde ze zo al voorstellingen rond de figuur van Medea, en een andere over Maria en Dido. En nu dus rond La Folie, vanuit verschillende perspectieven. Ik ben zo blij dat ik mijn hart en ziel in mag steken in een creatie van iemand die me goed kent, en die ik volledig vertrouw. Héloïse goot alles in een scenario, een zeer nauwkeurige en poëtische dramaturgie, nadien was het aan mij om gestalte te geven aan haar voorstellen.

HOE IS DIE DRAMATURGIE TOT STAND GEKOMEN? KWAM HET VERHAAL EERST?

SD: Volgens mij geniet Héloïse van haar zoektocht naar partituren. Ze snuffelt graag rond. Ik denk dat ze, mij en mijn temperament kennende, op zoek was naar een specifieke invalshoek. Ze had wel een aantal bekende stukken uit het repertoire in gedachten, zoals de Mad Songs van Purcell of Ah! Crudel, nel pianto mio van Handel. Daarna probeerde ze andere, zeldzamere werken van minder bekende componisten te vinden, zoals Reinhard Keiser, André Campra, André Destouches en Marin Marais. Dit leidde tot het verhaal dat we op cd hebben gezet en dat we in Brussel zullen opvoeren. Het gaat over La Folie als personage, in de eerste plaats een verleidelijke en triomfantelijke vrouw die zich overgeeft aan amoureuze pleziertjes. Haar wispelturigheid en passie leiden haar naar jaloezie, verlangen, hoop en onvermijdelijk ook verdriet.

WAAROM WAREN BAROKCOMPONISTEN ZO GEFASCINEERD DOOR DIT PERSONAGE?

SD: De barokperiode valt samen met de Verlichting, een periode vol vragen en reflectie. Ik denk dat er destijds een groot conflict was de Rede en de waanzin. Bovendien heerste er ook een passie voor grote mythes en dito personages. Een vorm van waanzin kan dan op een fascinerende manier uiting geven aan extreme gevoelens. Ik heb nu bijvoorbeeld net een reeks opvoeringen van Lully's Armide in Versailles achter de rug, een buitensporig personage. In wat zij zichzelf toestaat om menselijkerwijs te ervaren, te doen en te voelen, is ze hors catégorie. Heerlijk om te beleven en voor de componisten van die tijd ongetwijfeld ook heerlijk om te componeren. Dat is het vandaag nog steeds trouwens.

GEEFT DAT DE MUZIEK UIT DIE TIJD EEN EXTRA CACHET?

*SD: Zeker. Dankzij deze muziek kunnen zowel zangers als muzikanten de grenzen van gevoelens, kleuren en ornamenten gaan aftasten. Het is het soort verkenning waaruit altijd een nieuwe vorm van schoonheid voortvloeit.

GEEF JE JE ZELF SOMS OVER AAN EEN OF ANDERE FOLIE?

SD: Helemaal niet. Ik ben een extreem redelijk persoon (lacht). Nee, alle gekheid op een stokje: mijn werk vereist veel discipline en een gezonde levensstijl. Je kunt het vergelijken met topsport. We kunnen ons niet te veel dwaasheden veroorloven als we een zeker niveau willen bereiken. Als zangeres mag ik gelukkig zeer extreme personages vertolken, waardoor ik de waanzin van mijn dagelijkse rigueur erin kwijt kan. Werken aan een programma zoals dit is louterend.

VAN WELK SOORT WAANZIN HOUD JE, EN VAN WELK NIET?

SD: Onschuldige, verfrissende zottigheid, die deugd doet en onze geest jong houdt, is volgens mij erg belangrijk in het leven. Anderzijds is er ook de waanzin die ons aanzet tot onberedeneerde daden – en die kennen we maar al te goed! Er is ook de waanzin als medisch fenomeen: die waarbij onze mentale gezondheid in het gedrang komt, waarbij we geen controle meer over onszelf hebben en dit zich tegen ons keert. Maar ik ben nog het meest bang voor collectieve waanzin. Die onbegrijpelijke groepsdynamieken waardoor we ons laten meeslepen uit een gebrek aan gezond verstand of moed, uit angst. Zelf probeer ik waakzaam te zijn en het bij die “onschuldige” waanzin te houden. Uiteindelijk is mijn werk in de ogen van sommige mensen ook een vorm van waanzin, omdat het risico’s inhoudt en er geen routine, zekerheden of garanties zijn. Maar daar hou ik net van, want door dat risico-element behoud ik een beetje mijn kinderziel. Dat is voor mij erg belangrijk.

HET IS VOOR ARTIESTEN HEEL WAARDEVOL OM EEN BRUG TE SLAAN NAAR HUN EIGEN ONSCHULD, OM MET EEN GEVOEL VAN VERWONDERING NAAR ZICHZELF TE KUNNEN KIJKEN …

SD: Natuurlijk. Zo blijf je groeien. Als je op je lauweren gaat rusten, ben je in zekere zin al wat aan het sterven. Vocaaltechnisch is het eigenlijk hetzelfde: als je te zeker bent van jezelf is dat goed voor het moreel, maar het is ook extreem gevaarlijk. Want ons lichaam verandert voortdurend en elke dag is anders. Als er één beroep is waarbij je je niet safe moet wanen, dan is het wel het onze. Je moet jezelf voortdurend in vraag stellen en flexibel blijven – dat is op zich een vorm van intelligentie. Of het nu gaat om zangtechniek, algemene fitheid of geheugen … Je moet constant voor je lichaam en geest zorgen, ze ‘oliën’. Ik vind het fascinerend werk.

IN HOEVERRE HELPT DIE AANPAK JE OM STEEDS WEER NIEUWE FACETTEN VAN JE BEROEP TE VERKENNEN?

SD: Het is in wezen de essentie ervan. En dat komt misschien nog duidelijker tot uiting bij kleinere projecten zoals deze. Opera is vaak een grote machine, die je helemaal opslorpt en waarbij je minder makkelijk afstand neemt van wat je nu precies aan het doen bent. Kleine structuren zijn niet alleen financieel minder zwaar, ze verplichten je ook om flexibeler te zijn en om vraagtekens te plaatsen bij je artistieke praktijk. In liedavonden heb je ook die unieke muzikale intimiteit en interactie. Ik reageer veel op wat de muzikanten van het ensemble mij gaan geven, en vice versa. Het is een wisselwerking.

MET DEZE VOORSTELLING VERKEN JE RELATIEF ONBEKEND REPERTOIRE. WAT WAS JE GROOTSTE ONTDEKKING?

SD: Eerlijk? Het grootste geschenk dat Héloïse me keer op keer geeft, is dat ze muziek weet op te diepen waar ik voorheen bijna niets weet van af wist. Maar eigenlijk maakt dat weinig uit: de muziek die er echt toe doet is diegene die je kunt blijven ontdekken. Er zijn avonden waarop we als muzikanten zo'n verstandhouding, zo’n vrijheid ervaren, dat het lijkt alsof we ze elke keer weer opnieuw creëren. Zo heb je bijvoorbeeld fragmenten uit een cantate van Handel die aanvankelijk ongelooflijk moeilijk waren, maar waarvoor we tijdens de concerten zelf plots de sleutel vonden: het was de extra touch van de live-ervaring die we nodig hadden om ze te vertolken.

DE REIS DIE U VOORSTELT IS ZOWEL MUZIKAAL, POËTISCH ALS THEATRAAL. HET IS EEN MULTIDISCIPLINAIRE AANPAK DIE EEN ARTIESTE ALS STÉPHANIE D’OUSTRAC ALLES BIEDT OM TE FLOREREN, LIJKT ME.

SD: Uiteindelijk is het bijna als een klassiek recital. De nummers volgen elkaar op en het is aan mij om ze zo goed mogelijk te vertolken. Toch voel ik dat er in mij op een bepaald moment een dissociatie plaatsvindt. Ik word een ander personage, of in dit geval een andere Folie. Dat merk ik aan mijn lichaam, mijn uitdrukkingen en mijn stem. Het idee is om een palet te presenteren, een personage dat evolueert: van woede naar zachtheid naar wanhoop. Alles moet op de juiste manier worden gespeeld. En het zit 'm allemaal in de details. De stemregisters, bijvoorbeeld, verschillen van stuk tot stuk. Ook de kleuren veranderen. Ik kan van vrouwelijk naar mannelijk gaan, van verlegen naar uitbundig. Alles samen best een breed scala.

HET BAROKREPERTOIRE HEEFT ZIJN DIEHARD FANS. BEN JE DAAR EEN VAN?

SD: Over het algemeen verkies ik eigenlijk vertolken boven luisteren. Dat komt misschien omdat ik veel werk en ik dus mijn gedachten moet kunnen verzetten, maar ik ben niet iemand die naar elk concert gaat. Mijn gemoed heeft rust nodig! (lacht) Dat lukt soms ook met muziek, maar ik zal tegenwoordig eerder een podcast opzetten. Momenteel luister ik veel naar podcasts over intermenselijke relaties omdat ik mezelf altijd snel vragen stel over onze verhouding tot de ander. Zeker als je docent bent, is het belangrijk om stil te staan bij hoe je overkomt, om aan jezelf te blijven werken. Waar komt onze behoefte vandaan om te onderwijzen? Om te delen? Hoe vermijd je emotionele afhankelijkheid? Hoe bouw je zelfvertrouwen op, een van de moeilijkste dingen om te ontwikkelen als je begint in dit vak. Ik probeer dingen te vinden die de mensen om me heen kunnen helpen.

DUS WANNEER U ER MET PODCASTS TUSSENUIT KNIJPT, IS DAT OM AAN IETS ANDERS TE WERKEN …

SD: Ja … er is niets aan te doen (lacht).

WE VOERDEN ONS LAATSTE GESPREK TIJDENS DE PANDEMIE. ER IS SINDSDIEN VEEL GEBEURD IN DE WERELD. HEB JE EEN VERSCHIL GEMERKT IN JE RELATIES TOT ANDEREN?

SD: Dat is heel ambivalent. Ik zie dat er veel angst is onder jongeren. Die is er altijd al geweest in de artistieke wereld. De angst om niet te slagen, om niet goed genoeg te zijn. Ik zag bijvoorbeeld zelden zoveel burn-outs, zowel bij docenten als bij studenten. Dat is zorgwekkend. Bij collega's en vrienden merkten we een neerwaartse spiraal richting een grote emotionele kwetsbaarheid. De passie en het verlangen blijven dezelfde, maar gaan gepaard met vragen of zorgen, of niet weten waar de prioriteiten liggen. In zo'n gevallen kun je jezelf al snel verliezen in een maalstroom van paniek, zonder te kunnen relativeren.

Hoe counter je dat?

SD: Volwassen zijn helpt. Ik heb een zeker vertrouwen in de dingen, die ik – achteraf bekeken – altijd al heb gehad. Dat is een grote kracht. Ik haat het om bang te zijn. Ik haat het om bang gemaakt te worden. Dat geeft me de moed om de kerk in het midden te houden. Ik ben gepassioneerd over wat ik doe, zoveel is zeker. Maar er gaat niets boven het gevoel dat alles klopt. Als mijn werk plots niet meer bij mij zou passen, me niet meer de voldoening zou geven die ik nodig heb, dan is het voor mij belangrijk om te gaan zoeken naar wat me weer gelukkig kan maken en mijn omgeving goed doet. Dat is mijn credo. Luisteren naar wat ik denk dat goed is. Niet bang zijn om te bewegen. Voor en tijdens de lockdown twijfelde ik of ik deze job wel verder wou doen. Ik stel mezelf graag in vraag. Maar de geruststelling volgt vaak snel: "ja, ik heb het gevoel nog steeds iets te vertellen" en "ja, ik heb nog steeds belangrijke dingen om te delen".