De Munt / La Monnaie DE MUNT / LA MONNAIE

Carmen

Het verhaal en de muzikale hoogtepunten

Aurélie Barbuscia & Thomas Van Deursen
Leestijd
5 min.

De verleiding en de jaloezie, de sigarenmaaksters en de toreadors, de habanera en de seguidilla: in de nieuwe Carmen-productie van de Munt krijgen ze hun betekenis binnen een therapeutisch rollenspel. Bereid je optimaal voor op deze verrassende theaterervaring en lees alvast de korte inhoud van het originele verhaal, verrijkt met muziekfragmenten die zorgvuldig werden geselecteerd en becommentarieerd door dirigent Nathalie Stutzmann.

Eerste bedrijf

Prélude

Nathalie Stutzmann: Mijn ouders waren allebei operazangers, maar ik zag hen slechts zelden optreden. Toen ik elf jaar was, zongen ze als bij wonder samen in Carmen voor een groot festival in Vichy – mijn vader de rol van Zuniga en mijn moeder die van Micaëla. Ik had vakantie en kon dus alle repetities en voorstellingen bijwonen. Het was liefde op het eerste gezicht. Ik herinner me dat ik er niet van kon slapen, de muziek spookte de hele tijd door mijn hoofd. In mijn pogingen om die betovering ergens te begrijpen, speelde ik de volledige partituur op de piano. Nu dit werk zelf te kunnen dirigeren in de Munt heeft voor mij dan ook een heel bijzondere betekenis.

In Sevilla staat Micaëla tevergeefs te wachten bij de ingang van de kazerne om haar verloofde, brigadier Don José, te zien. Nadat ze vertrokken is, komt Don José aan voor de wisseling van de wacht. Een groep kinderen parodieert de soldaten voor de grap. Dan luidt de bel van de naburige tabaksfabriek: de
sigarenmaaksters nemen hun pauze, wat steevast een moment van vermaak is voor de soldaten.

“LA CLOCHE A SONNÉ” (KOOR VAN SIGARENMAAKSTERS)

Nathalie Stutzmann: In Carmen is de rol van het koor even belangrijk als uitdagend. Van de ene scène op de andere speelt het heel uiteenlopende personages – soldaten, sigarenmaaksters, smokkelaars... – die muzikaal ook erg verschillend gekleurd zijn. In dit fragment is de orkestratie ongelooflijk. De muziek evoceert de rookslierten die rond de sigarenmaaksters kringelen. Bizet gebruikt daarbij melodische lijnen die aanzwellen en wegdeemsteren, melopeeën met chromatische akkoorden, pianissimi. Het is als een wulpse dans die in rook verandert. Je moet je oren spitsen om zulke details te horen die achter de stemmen verstopt zitten, maar als je er eenmaal op let, biedt het extra luistergenot.

Een van hen, Carmen, trekt alle aandacht. Voordat ze haar werk hervat, probeert ze Don José te verleiden door hem een bloem uit haar corsage toe te gooien. Daarna komt Micaëla terug en brengt hem nieuws over zijn moeder en zijn dorp. Don José is ontroerd en lijkt vastbesloten om met haar te trouwen. Er breekt een gevecht uit onder de sigarenmaaksters. Luitenant Zuniga geeft Don José het bevel Carmen te arresteren, omdat ze één van de andere sigarenmaaksters verwondde. Maar Carmen windt Don José om haar vinger en hij laat haar ontsnappen.

“Parle-moi de ma mère” (Don José, Micaëla)

Nathalie Stutzmann: bij de première werd Bizet wagnerisme verweten, onder meer omwille van bepaalde facetten van zijn orkestratie. Wagner heeft Carmen ook zelf sterk bewonderd. Tijdens mijn voorbereidend opzoekingswerk ontdekte ik dat zijn favoriete stuk dit prachtige duet tussen Don José en Micaëla was, dat qua structuur enigszins doet denken aan dat in Tannhäuser. De melodie, die vrij eenvoudig lijkt, heeft enkele gedurfde dissonante akkoorden. Gelukkig heeft het etiket ‘wagnerisme’ dat destijds op bepaalde Franse componisten werd gekleefd vandaag geen pejoratieve bijklank meer.

Tweede bedrijf

ENTR’ACTE

Nathalie Stutzmann: al van bij de eerste luisterbeurt was ik gefascineerd door de korte entr’acte die aan het tweede bedrijf voorafgaat. De benaming entr’acte is geen toeval. Het is immers helemaal geen inleiding tot de scène in de herberg, het is een losstaand moment. Er is zo goed als niets: de fagotten, ietwat spottend, de klarinetten en het thema van Don José (dat verderop gezongen zal worden). Onder de hoofdstem voegt de componist een prachtig contrapunt van de fagotten toe dat een fuga van Bach waardig is. Als voormalige fagottiste spreekt het plezier om nevenstemmen van zo’n kwaliteit te mogen brengen me bijzonder aan. Het werkt als een luchtbel in het verhaal, als een pauze, een ademhaling. Precies in het pretentieloze schuilt de schoonheid. Daarna werkt het volledige begin van het bedrijf als een enorm crescendo dat me doet denken aan de Boléro van Ravel. Van een metronoom op 100 of 104, komen we op het einde van deze sequentie uit op 160 of 170. Een versnellingseffect dat door de razernij en bezetenheid die het oproept niet anders kan dan indruk maken op het publiek.

Er is een maand verstreken. Carmen en haar vriendinnen dansen in de taverne van Lillas Pastia, een smokkelaarshol. Carmen weet dat Don José vanwege haar is gevangengezet, maar binnenkort wordt hij vrijgelaten en ze wacht op hem. De beroemde toreador Escamillo komt langs en proost op de gasten in de herberg. Als iedereen weg is, komt Don José bij Carmen en verklaart haar zijn liefde.

“LA FLEUR QUE TU M’AVAIS JETÉE” (Don José)

Nathalie Stutzmann: Tijdens deze aria is iedereen uiteraard verrukt door de zanglijn van de tenor. Maar het meest bijzondere aan de schriftuur is opnieuw de orkestratie, al vanaf de inleiding met de Engelse hoorn die het noodlotsthema speelt, het enige leidmotief van deze opera. De harmonieën, met hun mix van vergrote secundes, zijn echt sensationeel. Maar Bizet zet een val voor ons. Het is een liefdesverklaring, maar tevens een subtiele voorafspiegeling van het tragische einde van de opera. De laatste “je t’aime” wordt gevolgd door drie akkoorden die het duet “Vertel me over mijn moeder” met het noodlotsthema combineren. Andere componisten zouden dit stuk hebben afgesloten met een volmaakte cadans, maar Bizet misleidt en verwart ons met een verandering van harmonie.

Ze stelt hem voor om samen de bergen in te trekken, waar een smokkelaarsbende op haar wacht. Maar Don José moet zich bij zijn regiment voegen. Een twist met zijn voormalige luitenant Zuniga trekt hem uiteindelijk over de streep: hij deserteert uit het leger en kiest voor een wetteloos bestaan.

De identiteit van Carmen

Nathalie Stutzmann: Carmen werd altijd beschouwd als een lichtvoetig werk. In de eerste plaats omdat het werd gecreëerd in de Opéra-Comique waar in die tijd vooral operettes werden opgevoerd, werken met een extreem populaire schriftuur en eenvoudige melodieën en orkestraties die louter als begeleiding dienden. Tot op vandaag heeft Carmen nog enigszins dat imago. Maar als je in de partituur duikt, ontdek je een waar juweel van precisie. Voor Gustav Mahler was het werk de absolute perfectie. En wanneer Richard Strauss om aanbevelingen werd gevraagd om orkestratie te bestuderen, raadde hij bijna altijd Carmen aan. De schriftuur lijkt eenvoudig. Bizet gidst ons met metronoomaanduidingen, aanwijzingen voor tempi, fraseringen, sforzato's, kleine tips. Maar dat zijn er niet zoveel. En hoewel elke noot precies op haar plaats staat, blijft het vaak verrassen.

Derde bedrijf

Carmen verblijft met de smokkelaars in de bergen. In de kaarten leest ze haar tragische einde en dat van Don José, die wordt verteerd door jaloezie. Don José moet de wacht optrekken, zodat de smokkelaars aan de douaniers kunnen ontsnappen. Hij ontmoet Escamillo, die hem vertelt dat hij verliefd is op Carmen. De twee vechten een duel uit met een mes. Op het laatste moment grijpt Carmen in. Dan verschijnt Micaëla, die vol goede moed probeert Don José terug te halen naar zijn stervende moeder. Don José stemt ermee in om haar te volgen, terwijl hij Carmen onheilspellend toeroept: “We zullen
elkaar weerzien!”

“HOLÀ, HOLÀ, JOSÉ !”

Nathalie Stutzmann: In dit derde bedrijf is alles wondermooi, maar ik zou graag de aandacht van het publiek willen vestigen op het slot. Je hebt er spanningsopbouw, dramatische aria's, ensembles en actie, en net als je de grote finale bereikt, kiest de componist ervoor om twee pagina’s te brengen met vier cello’s solo op het thema van de toreador. Dat is zo ongelooflijk mooi. Het contrast dat wordt gecreëerd door dit opgeschort moment waarin de melodie, die aanvankelijk heroïsch is, overgaat in iets totaal anders dat tegelijkertijd sensueel en droevig is, een moment van kamermuziek te midden van het tumult, laat ons even ademhalen voor we weer verder kunnen gaan. Goddelijk.

Vierde bedrijf

Het noodlotsthema

Nathalie Stutzmann: In Carmen wordt het muzikale noodlotsthema nooit gezongen, het wordt uitsluitend door het orkest gespeeld. Het functioneert op een vergelijkbare manier als het fatum in talloze composities van Tsjaikovski. Al van bij de ouverture weerklinkt dit thema krachtig. Bij de opkomst van de protagoniste hoor je het ook, maar op een minder opvallende manier, omdat het veel sneller wordt gespeeld. Het is het noodlot dat aan de deur klopt en de levenswandel van de personages verandert – een noodlot waartegen de mens voortdurend, maar vaak tevergeefs vecht.

Voor aanvang van het stierengevecht paradeert toreador Escamillo trots aan Carmens arm voor de arena van Sevilla. Don José heeft zich verborgen in de menigte en bespiedt Carmen. Hoewel ze zich bewust is van het gevaar, besluit Carmen naar hem toe te gaan. Don José probeert haar terug te winnen, maar ze weerstaat al zijn bedreigingen en smeekbeden. Ten slotte gooit Carmen de ring weg die hij haar had gegeven. Buiten zichzelf van woede steekt Don José haar neer en levert zich vervolgens over aan de menigte die de overwinning van de toreador viert.

FINALE (CARMEN, JOSÉ, KOOR)

Nathalie Stutzmann: Het hoogtepunt van het werk is uiteraard het slotduet. De onvermijdelijkheid van deze confrontatie heeft ons gedurende het hele werk achtervolgd. Carmen mag dan wel haast als een operette beginnen, de laatste pagina's laten geen twijfel bestaan over de tragische aard van het werk: de progressie, de heftigheid van het tempo van Don José, die zinnen herhaalt, die almaar nadrukkelijker en sneller zingt. En op het meest verwoestende moment creëert Bizet een overweldigend contrast met de feestvreugde bij de huldiging van de toreador in de arena, wiens vrolijke thema voor de eerste en enige keer in de partituur door het koor wordt gezongen. Deze zonovergoten blijmoedigheid vermengd met het drama, het noodlot en de dood – het is zowel muzikaal als theatraal een geniale vondst.

Vertaling: Geertrui Libbrecht, Koen Van Caekenberghe