De Munt / La Monnaie DE MUNT / LA MONNAIE

Zoveel meer dan “Casta Diva”

Sesto Quatrini tipt 5 andere hoogtepunten in 'Norma'

Thomas Van Deursen
Leestijd
6 min.

Wie Norma zegt, denkt in de eerste plaats “Casta Diva”. De schoonheid van Bellini’s partituur strekt echter verder dan deze iconische cavatina. Dirigent Sesto Quatrini legt aan de hand van vijf andere onvergetelijke fragmenten uit waarom deze opera een van de belangrijkste in het hele repertoire is.

Sommige videogesprekken zijn al interessanter dan andere, maar geen enkele van de voorbije maanden kan wedijveren met wat me vandaag wacht: een exclusieve "rondleiding" in de partituur van Norma, door de dirigent himself. “Hoewel de taal van het libretto zeer verfijnd is”, steekt Sesto Quatrini van wal, “en hoewel het bijzonder poëtisch leest, wat de componist in staat stelde om er sublieme melodieën op te bedenken, is het verhaal op zich niet bijster vernieuwend. Het gaat over de typische liefdesdriehoek van de Italiaanse opera. Vandaar de noodzaak om de personages te ontwikkelen via de muziek, die hier misschien nog meer dan anders fungeert als de spiegel van hun emoties.

Het belangrijkste element dat Bellini onderscheidt van pakweg Donizetti of Verdi, is voor mij het gebruik van pauzes, van stiltes. In Brussel, Milaan, New York ... Vandaag horen we er de stilte niet meer. In de periode waarin hij Norma, La sonnambula, I Capuleti e i Montecchi en Beatrice di Tenda componeerde, woonde Bellini echter aan de oevers van het Comomeer. Een plek die hem de rust en de sereniteit bood die hij in zijn eerdere thuisplaats Milaan of in zijn latere uitvalsbasis Parijs moeilijker zou vinden. Misschien daarom dat de stiltes in Norma echt deel uitmaken van de dramaturgie, in de vorm van orgelpunten, pianissimo's en onderbrekingen.”

Wanneer we hem naar zijn favoriete passages vragen, antwoordt de dirigent uiteraard “alles”, maar na enig aandringen selecteert voor ons toch vijf momenten waarop het publiek de oren extra moeten spitsen.

IN DE TEMPEL VAN IRMINSUL

“De scène begint met een bede van Adalgisa. De inleiding is behoorlijk lang, met veel ostinato's (n.v.d.r.: ritmische, melodische of harmonische herhalingen) die benadrukken hoezeer ze innerlijke rust zoekt. De hymne zelf is een largo, waarin ze bescherming van de goden vraagt. De zeer eenvoudige orkestbegeleiding vestigt de aandacht op de prachtige, fijne zanglijn, die zo piano mogelijk wordt gezongen. De muziek wordt er nog intiemer en mooier door, bijna als in een lied van Schubert.

Meteen daarna volgt het eerste duet tussen Adalgisa en Pollione. Het is vrij lang en gebaseerd op drie zeer traditionele akkoorden in de Italiaanse muziek, maar met meer gedurfde harmonieën. Intens en vurig. Bellini gebruikt verschillende tempi, veel stiltes, en forte's om uitdrukking te geven aan de jaloezie van Pollione. Het geheel is vocaal virtuoos en toont ons het leed van een zeer tegenstrijdige liefde: enerzijds een strijdlustige liefde die iets weg heeft van een militaire cadans, en anderzijds een bijna kinderlijke liefde die de personages elkaar influisteren.”

OH! RIMEMBRANZA

“Het tweede duet tussen Norma en Adalgisa is ook een meesterstuk. De jonge priesteres vertrouwt haar vriendin toe dat ze verliefd is op een Romein. Terwijl Adalgisa haar gevoelens uit, denkt Norma terug aan haar eigen relatie met Pollione. De componist maakt plaats voor de herinneringen door modulaties af te wisselen met stiltes, door spaarzame pizzicato's op de achtergrond en als contrapunt een cellosolo die de melancholische pijn van haar mijmeringen uitdrukt. Deze passage is erg representatief voor de Napolitaanse school van het Italiaanse belcanto en combineert een klassieke vorm met een zeer romantisch gebruik van de melodie en harmonieën. Het is soms erg Sturm und Drang.

De finale van het duet lijkt bijna op een ballade van Chopin en vloeit direct zeer origineel over in het finale trio van het eerste bedrijf, wanneer Pollione erbij komt en ook materiaal van de openings-sinfonia hernomen wordt. Alles samen wordt er bijna 35 minuten lang één constante muzikale en dramaturgische lijn aangehouden, wat in de Italiaanse opera van die tijd zeer ongewoon was. En toch hield de componist het vrij summier: enkele akkoorden, enkele onverwachte modulaties ... Een ware uitdaging voor de dirigent, de regisseur, de solisten en zelfs de toeschouwers.”

MIRA, O NORMA

“De tweede akte zit al vanaf het begin boordevol schitterende muziek, met opnieuwe een solo voor cello. Bellini gebruikte dat instrument of een hoorn graag, vaak om de tristesse in het verhaal weer te geven. Het duet “Mira, o Norma” komt bijzonder sterk binnen. Dit is het moment waarop Adalgisa Norma overtuigt om haar buitenechtelijke kinderen met Pollione niet te vermoorden. De eerste twee pagina's van dit fragment horen bij de mooiste van het repertoire, vooral wanneer de twee stemmen samenkomen en elkaar raken in intimistische en adembenemende vocalises. Ik ben ervan overtuigd dat iedereen van dit moment zal houden, zeker met de topsolisten die we in deze productie hebben ... Het zijn maar twee korte pagina's in de partituur, maar deze melodie blijft hangen.”

GUERRIERI!

“Daarna volgt een lange passage van het koor met Oroveso. De Gallische krijgers staan op het punt om aan te vallen, maar de druïde zegt hen dat ze de goden nog niet aan hun kant hebben en dat ze moeten wachten. De koorliederen in de opera's van Bellini verschillen heel erg van andere belcantostukken, waarin ze bijna op een Grieks koor lijken, als een waarnemende aanwezigheid. In Norma nemen ze deel aan de actie. Ze vertegenwoordigen een gemeenschap, ze beoordelen het gedrag van de protagonisten en de componist neemt ze op in de recitatieven. Een technisch hoogstandje: een honderdtal mensen ritmisch laten 'spreken' én ervoor zorgen dat de tekst verstaanbaar is. Hier gaat het dus om een dialoog tussen Oroveso en het koor. Het lijkt me belangrijk om dat in heel zijn lengte te behouden, zonder onderbrekingen (in tegenstelling tot wat vaak gebeurt), want deze scène geeft je de indruk dat je op een golf van noten en tempo's surft.”

FINALE

“Maar wat deze opera écht zo mooi maakt, is de finale. Van het zesde nummer van de tweede akte tot het laatste akkoord krijg je een perfecte aaneenschakeling van aria's, koorliederen, arioso's en confrontatiescènes waarin niets overbodig is. Tegelijk zie je de aankomende oorlog en de twijfels van de heldin, tot aan haar bekentenissen en opoffering. Bellini bereikt het hoogtepunt van de compositie. De eenvoud van die laatste pagina's benadert de puurheid van de Lieder ohne Worte van Mendelssohn. De muziek moet hier niet het verhaal vertellen, maar wel de emoties van de personages versterken. Door die finale is deze opera een van de belangrijkste in de lyrische geschiedenis.”