De Munt / La Monnaie DE MUNT / LA MONNAIE

Gergely Madaras

#mirrorselfie

Eline Hadermann
Leestijd
5 min.

Hij is 38 jaar, stapte dankzij Georg Solti af van zijn ambitie om buschauffeur te worden, en maakt binnenkort zijn Muntdebuut als dirigent van De Neus. Tussen de repetities door keken we met Gergely Madaras wat dieper in zijn logespiegel.

Het is vandaag 31 mei, 13 uur. Hoe voel je je?

Goed. Misschien een beetje opgejaagd, dat wel. Vandaag hadden we de eerste scenische repetitie met het koor, en dat heeft aan deze opera een stevige brok: de uitspraak van een moeilijke tekst op een snel tempo, veel herhalingen, een complex ritme en een niet-evidente regie daarbovenop. Als dat voor het eerst samenkomt in de repetitieruimte, krijg je al snel een gezonde portie chaos. Maar dat is het mooie aan opera: in het begin van de repetitieperiode staar je naar één grote warboel, die langzaamaan vorm en structuur krijgt.

Hoe stuur je zo’n chaos aan?

Ik vertrek vanuit het belangrijke idee dat opera een collaboratieve kunstvorm is. Iedereen vormt een klein stukje binnen een groot mozaïek, en moet constant zijn antennes afstellen: wanneer is het aan mij om alles te geven? Wanneer neem ik een beetje gas terug om een andere protagonist naar voren te laten treden? Momenteel repeteren we nog zonder orkest, dus als dirigent weet je dat het op dit moment geen zin heeft om al te hard te focussen op de accuraatheid van de muzikale uitvoering van het koor. Dat gebeurt eerder op het moment dat ook het orkest erbij komt. Dan zie je alle puzzelstukjes in elkaar vallen: iedereen voelt zich plots een pak zelfzekerder over zijn of haar plaats in de voorstelling. We kunnen ons niet altijd focussen op alles tegelijkertijd, dus het is belangrijk om te beseffen waar en wanneer je jouw steentje kan bijdragen.

© Pieter Claes
Hoe ga je om met de machtspositie die je als dirigent onvermijdelijk inneemt? Leidende figuren en hun statussymbolen, ze worden tegen een kritisch licht gehouden in deze productie van De Neus.

Natuurlijk moet ik finaal beslissingen maken. Mensen verwachten van mij dat ik ideeën heb over muzikale fraseringen, klanksoorten en -kleuren, en dat ik die vervolgens ook waarmaak. Bij sommigen zullen mijn keuzes in goede aarde vallen, bij anderen niet. Maar daar draait het niet om: het gaat erom hoe je die beslissingen communiceert. Ik probeer mijn interpretaties altijd goed te beargumenteren tegenover het orkest en de zangers; hen duidelijk te maken waarom iets een geslaagd resultaat zal opleveren. Ik wil dat ze mee zijn in mijn verhaal, want ik heb hén nodig om de klank te maken. Omdat elke orkestmuzikant en zanger een even belangrijke bondgenoot is in de realisatie van de beoogde interpretatie, is die hiërarchische structuur geen pijnpunt meer. Dat is vandaag echter nog steeds niet vanzelfsprekend: ze bestaan nog, de tirannieke dirigenten die hun alleenzaligmakende visie zonder meer opleggen aan het orkest.

Voor mij gaat deze regie van De Neus dan ook meer over het hardnekkige idee binnen bepaalde machtsstructuren dat wie er geen status heeft, gewoonweg niet van belang is. In het Hongaars bestaat de uitdrukking ‘niet verder kijken dan je neus lang is’. Dat wordt in deze mise-en-scène letterlijk genomen: de mannen die hun macht vertonen aan de hand van hun lange neuzen, nemen hun ‘kortneuzige’ medemensen niet serieus. De Neus houdt ons op die manier een pijnlijke spiegel voor: hoe snel geraken we te vol van onszelf wanneer we in leidende posities staan, hoe snel laten we anderen daardoor links liggen?

Hoe belangrijk is zo’n spiegel voor een dirigent?

Een dirigent kan niet functioneren zonder. Als artiest moet je je constant afvragen: waar ben ik in mijn leven, wat wil ik doen en wat is mijn bestemming? Bovendien zie ik mijn directe omgeving als een spiegel. De manier waarop een zanger zingt of een muzikant speelt, is niet alleen een manifestatie van hun innerlijk, maar ook een reflectie van mijn dirigeerstijl. Wanneer ik voel dat iemand moeite heeft met een bepaalde passage, is het belangrijk om te beseffen dat dit niet het resultaat is van zijn of haar onkunde. Het is een poging van de muzikant om zich aan te passen aan ‘my way’, in plaats van te doen wat hem of haar natuurlijk lijkt. Dan moet ik de manier waarop ik mijn doel wil bereiken in vraag stellen en tot een compromis komen. Elke instrumentalist en zanger is anders en bevindt zich in een andere levensfase; het is mijn taak om aan te voelen hoe ik op dat moment het beste uit hen haal. Gek genoeg oefen ik daarom nooit mijn directiebewegingen in de spiegel: dat heeft geen zin als ze niet reageren op een situatie of persoon. Ook daarin schuilt het collaboratieve van operakunst, en muziek in de bredere zin.

Constante zelfreflectie is noodzakelijk voor een dirigent, want hoe hogerop je geraakt, hoe minder eerlijke feedback je krijgt binnen je professionele omgeving. Mensen hebben meer schrik om je te affronteren of een conflict te veroorzaken. Het is dan heel makkelijk om ervan uit te gaan dat je geen kritiek krijgt omdat je beter – of erger – almachtig bent. Dankzij een dichte kring van vertrouwenspersonen, zoals vrienden, gewaardeerde collega’s en mijn familie, blijf ik met mijn voeten op de grond.

© Pieter Claes
Behalve dirigent ben je dus ook een familieman. Wat heeft de ervaring van het vaderschap je al bijgeleerd?

Ik heb een droomjob, maar ook wel eentje die zwaar is om te combineren met een gezinsleven. Voor meer dan de helft van mijn tijd ben ik aan het reizen. Wanneer ik wel thuis ben, zet ik de knop van mijn professionele leven volledig af en ben ik 100% aanwezig voor mijn vrouw en twee dochters. Hen naar school brengen, hun broodtrommels maken, hen helpen bij hun vioolstudie, koken… ik doe het allemaal. Dat heeft me doen beseffen dat kwaliteit boven kwantiteit gaat: het gaat niet over hoeveel tijd ik met mijn familie spendeer, maar wel hoé. Dat besef helpt me ook wanneer ik voor een orkest sta: niet de repetitietijd, maar de manier waarop we repeteren is wat ertoe doet. Daarnaast hebben mijn kinderen ook zo’n prachtige verwondering over alles wat wij volwassenen als vanzelfsprekend beschouwen. Een kleine helling waar ze van af kunnen rennen, een hondje dat voorbijloopt, een stuk speelgoed dat ze opeens herontdekken: kinderen kunnen er zo mee ingenomen zijn. Dat doet me vaak inzien dat behalve ambitieuze dromen najagen en voortdurend nieuwe carrièreplannen voorbereiden het ook soms goed is om te focussen op het nu, om dat ten volle te beleven en stil te staan bij wat ik nu al heb verwezenlijkt.

En dat is al heel wat. Je bent nog maar 38, maar je hebt al een stevig pad bewandeld. Wat waren de meest bepalende momenten in je carrière?

Ervaring leert me dat we pas achteraf beseffen wat de meest bepalende carrièremomenten zijn geweest, niet wanneer ze gebeuren. Daarom neem ik elke ontmoeting, elke situatie en elk engagement serieus: we weten nooit wie of wat een nieuwe deur kan openen. Als student dacht ik steeds dat die ene masterclass of die ene ontmoeting met een belangrijke dirigent de meest veelbetekenende momenten in mijn carrière zouden zijn. Maar zo werkt het eigenlijk niet, en wel integendeel. Een goed voorbeeld is mijn deelname aan de dirigeerwedstrijd in Besançon. Ik geraakte tot in de finale, maar greep net naast de overwinning. Het voelde alsof ik de kans van mijn leven had gemist, maar niets was minder waar: ik ontmoette er mijn mentor Daniel Weissmann, hoofd van het Orchestre Philharmonique Royal de Liège, en die bood me een job in België aan. Ik geloof daarom in de eerste plaats in de mensen rondom mij: zijn zijn het meest bepalend voor mijn parcours.

Het lijkt alsof deze job voor jou is voorbestemd. Wou je altijd al dirigent worden?

Ik speelde al van jongs af volksmuziek op viool en studeerde vervolgens dwarsfluit en compositie. Maar toen ik op elfjarige leeftijd een repetitie van het Budapest Festival Orchestra bijwoonde, maakte ik opeens kennis met de betoverende dirigent Georg Solti. Hij was in staat om de klank van individuele muzikanten te laten opgaan in één gedeelde, verpletterende sound. Ik wist meteen: dit is wat ik ook wil doen later. Ik ben toen afgestapt van het idee om buschauffeur te worden. Die job intrigeerde me, want ik vond het een geweldige gedachte om verschillende individuen samen te brengen en naar dezelfde bestemming te voeren. Maar is dat niet ook een beetje wat ik nu mag doen?