De Munt / La Monnaie DE MUNT / LA MONNAIE

Uw toegenegen vriend, P. Tsjajkovski

De geheimen van de “pathetische” symfonie

Thomas Van Deursen
Leestijd
11 min.

In september hebben we, aan de hand van Tsjajkovski’s eigen correspondentie, de bewogen geschiedenis van zijn Pianoconcerto nr. 1 (1840-1893) verkend. Vandaag focussen we op het raadsel van zijn Zesde en laatste symfonie.

DEAD MAN CONDUCTING

Op 18/30 oktober 1893, amper twee dagen nadat Pjotr Iljitsj Tsjajkovski de première van zijn nieuwe symfonie gedirigeerd had in Sint-Petersburg, schreef deze aan zijn muziekuitgever Pjotr Jurgenson:

Beste jongen, wil je alsjeblief op de titelpagina van de symfonie het volgende aanbrengen:
 
Aan Vladimir Lvovitsj Davydov
Symphonie Pathétique
(nr. 6)
Op. ???
Compositie van P. Tsjaj[kovski]
 
Ik hoop dat het niet te laat is! Er is iets vreemds aan de hand met deze symfonie! Niet dat ze niet in de smaak valt, maar ze roept wat twijfels op. Wat mezelf betreft, ik ben er trotser op dan op gelijk welke andere van mijn composities.

 
Een week later, op 25 oktober / 6 november 1893, kondigden de eerste Petersburgse kranten met ontzetting de dood van Tsjajkovski aan. Hij stierf op 53-jarige leeftijd, aan de gevolgen van cholera. Dit plotse overlijden, het mysterie rond de vraag hoe hij deze ziekte betrapt had en een overmatige sensatiezucht leidden al snel tot verschillende geruchten en samenzweringstheorieën die vandaag nog steeds in het collectieve onderbewustzijn voortleven. De discussies werden nog aangewakkerd doordat sommige kenmerken van de symfonie gelinkt konden worden aan het overlijden van de auteur. Zodoende kreeg deze laatste symfonie voor velen een nieuwe betekenis.

De symfonie wordt gekenmerkt door een naargeestige finale die eindigt met een ‘profetisch’ morendo, maar ook door korte verwijzingen in het eerste deel naar het requiem uit de orthodoxe liturgie en een ondertitel die gemakkelijk verkeerd geïnterpreteerd kan worden. Daarom beschouwde men het werk nu eens als depressief klinkend, dan weer als een zelfmoordbrief of nog als het testament van een homoseksuele martelaar. Volgens deze laatste lezing zou Tsjajkovski door een ‘Raad van Eer’ vergiftigd zijn of gedwongen zijn om zelfmoord te plegen door het drinken van besmet water. Hij zou immers seksuele betrekkingen gehad hebben met een mannelijk lid van de Moskouse aristocratie, ja zelfs van de keizerlijke familie. Zijn brieven en enkele getuigenissen laten echter een heel ander verhaal horen...

HET ONTSTAAN VAN HET PROJECT

De Russische componist staat bekend als een grote briefschrijver, maar zijn meest intieme, vertrouwelijke brieven waren voorbehouden aan een kleine kring van bevoorrechte personen. Maar weinig van zijn naasten hebben meer aandacht van hem gekregen dan zijn neef Vladimir Davydov, en vaak was Tsjajkovski ook erg dubbelzinnig. Hiervan getuigt deze brief waarin Tsjajkovski hem vertrouwelijk bericht over een nieuw grootschalig project:

Klin, 11/23 februari 1893
 
Had je maar op een vel postpapier gespuwd en me dat toegestuurd in een envelop! Niets van aandacht! Mijn God, ik had zo graag iets van je ontvangen, al waren het maar een paar woorden.
(...)
Ik wil het graag hebben over de aangename gemoedstoestand waarin ik mij thans bevind als gevolg van mijn werkzaamheden. Je weet dat ik de symfonie vernietigde die ik in de herfst gecomponeerd had en slechts gedeeltelijk georkestreerd had. En ik heb er goed aangedaan, want er was maar weinig goeds aan – een leeg spel van klanken, zonder echte inspiratie. Toen ik op reis was, kwam bij me de gedachte op om een andere symfonie te schrijven, ditmaal een programmatisch werk, maar met een programma dat voor iedereen een raadsel zou blijven – laat ze maar raden. En die symfonie zal Programmasymfonie (nr. 6) heten; Symphonie à Programme (n° 6); Programm-Symphonie (Nr. 6). Het programma is doordrongen van subjectiviteit, en tijdens mijn omzwervingen, toen ik haar in gedachten componeerde, moest ik vaak wenen. Nu ik terug ben, ben ik begonnen met het neerpennen van de schetsen, en het werk liep van bij het begin zo goed, zo snel, dat het eerste deel in minder dan vier dagen volledig af was. En de andere delen zijn in mijn hoofd reeds duidelijk geschetst. De helft van het derde deel is al klaar. Op vormelijk vlak zal er in deze symfonie veel nieuws zitten. Zo zal de finale geen luid allegro zijn, maar integendeel een zo lang mogelijk uitgerekt adagio. Je kunt je niet voorstellen wat voor een heerlijk gevoel ik ervaar, wetend dat mijn tijd nog niet gekomen is en ik nog kan werken. Ik kan me natuurlijk vergissen, maar ik denk van niet. Spreek hier alsjeblief met niemand over, behalve met Modest.

 
Een gelijkaardig enthousiasme vinden we terug in een brief die hij daags tevoren aan zijn broer Anatoli had geschreven:

Klin, 10/22 februari 1893
(...)
Ik ben volledig in beslag genomen door mijn nieuwe compositie (een symfonie) en ik kan me maar moeilijk losrukken van deze bezigheid. Blijkbaar wordt dit de beste van al mijn composities. Ik moet de symfonie zo snel mogelijk af hebben, want ik heb nog veel ander werk, en in de toekomst staat ook nog een reis naar Londen en Cambridge gepland!

DE ORKESTRATIE

Gezien zijn gebruikelijke onstuimige manier van werken, voltooide Tsjajkovski de eerste handgeschreven versie van de symfonie eind maart al. Deze creatieve geestdrift is des te indrukwekkender omdat de componist in deze periode van zijn leven van alle kanten bevraagd werd. Op het hoogtepunt van zijn roem reisde hij door Europa, regelde hij zelf zijn zaken en namen zijn engagementen toe. Zichzelf gunde hij geen seconde rust. Zijn agenda was een echte evenwichtsoefening geworden, en eenmaal de zomer aangebroken, liet de orkestratie van zijn symfonie dan ook op zich wachten. Enigszins ontroerd richtte hij zich tot Tolja:

Oekolovo, 6/18 juli 1893 (aan Anatoli Tsjajkovski)
 
Ik moet bekennen dat ik ongelooflijk veel zin heb om zo gauw mogelijk wat te verpozen, of op zijn minst een tijdje thuis te zijn. Bovendien moet ik snel beginnen met het instrumenteren van twee nieuwe grote werken, namelijk een symfonie (waarover ik erg tevreden ben) en een pianoconcerto. Zowel het ene als het andere werk schreef ik met tussenpozen deze winter en deze lente. In Grankino heb ik de schetsen afgewerkt, en nu moet ik opschieten, zodat alles tegen 1 september klaar is.

 
Later, in augustus, nam de gebruikelijke frustratie van Tsjajkovski nieuwe, meer contrastrijke accenten aan:

Klin, 2/14 augustus 1893 (aan Vladimir Davydov)
 
In mijn vorige brief aan Modest heb ik geklaagd dat je mij helemaal niet meer wilde kennen, en nu laat ook hij niets meer van zich horen, zodat elke band met jullie gezelschap nu definitief verbroken is. Waarom ben je kwaad op mij?
(...)
De symfonie (die ik van plan was aan jou op te dragen, maar nu begin ik te twijfelen) gaat goed vooruit. Ik ben heel tevreden over haar inhoud, maar ontevreden, of beter gezegd, niet volledig tevreden over de instrumentatie. Er is iets dat niet lukt zoals ik me het had voorgesteld. Ik zou het helemaal niet ongewoon of bevreemdend vinden mocht men tegen deze symfonie uitvaren en haar maar weinig waarderen – het zou niet de eerste keer zijn. Maar ik beschouw haar absoluut als de allerbeste en vooral de meest oprechte van al mijn werken. Ik hou van haar zoals ik nog nooit heb gehouden van welke andere van mijn muzikale creaties ook.

 
Geen twee weken later stuurde Tsjajkovski vlak na elkaar twee brieven waarin hij beschrijft hoe zijn werk vordert. De eerste is aan zijn uitgever gericht en vermeldt het concert dat op til is al. De andere, voor zijn broer, bevat levendige details over de heersende cholera-epidemie, opmerkingen die achteraf bekeken wel erg ironisch klinken.

Klin, 12/24 augustus 1893 (aan Pjotr Jurgenson)
 
Beste vriend! Ik heb de instrumentatie van mijn nieuwe symfonie beëindigd. Nu heb ik nog ongeveer een week nodig om de muzikale aanduidingen neer te pennen en het geheel nog eens te overzien.
(...)
De uitvoering zal op 16 oktober in Petersburg plaatshebben. Peterssen dringt bij me aan om hem zo snel mogelijk de partituur toe te sturen zodat hij de afzonderlijke stemmen kan overschrijven. Hoe krijg ik dat voor elkaar?
(...)
Zowaar ik leef, nog nooit was ik zo tevreden over mezelf, zo fier, zo gelukkig in het besef dat ik werkelijk een goed stuk heb geschreven!
 
Antwoord me onmiddellijk, alsjeblief.
 
Binnen een week reis ik misschien in één dag naar Moskou.
 
Je P. Tsjajkovski

 

Klin, 12/24 augustus 1893 (aan Anatoli Tsjajkovski)
 
Arme Tolja! Ik vind het zo erg voor je dat je de zomer moet doorbrengen in dit smerige choleranest. Ik heb misbruik gemaakt van je voorstel geen brieven meer te schrijven zolang ik dringend werk heb, maar het gevolg is niet dat ik je helemaal vergeten ben; integendeel, ik denk heel vaak aan jou, ik heb er spijt van. Maar wat die cholera betreft, eigenlijk ben ik op de een of andere manier niet bang voor jou. Mijn werk gaat heel goed vooruit, maar ik kan nu niet meer zo snel schrijven als voorheen, niet omdat mijn krachten zijn achteruitgegaan door mijn ouderdom, maar omdat ik oneindig veel strenger ben geworden tegenover mezelf en het vroegere zelfvertrouwen er niet meer is.
 
Ik ben erg trots op mijn symfonie en ik denk dat dit mijn beste compositie is.
 
(...)
 
Ik omhels je stevig.
P. Tsjajkovski

EEN RAADSELACHTIG PROGRAMMA

Heeft Tsjajkovski ons vanuit zijn graf een gecodeerde boodschap gestuurd, wetend dat hij veroordeeld was? Verraden zijn woorden een sombere stemming, zelfmoordneigingen? Er bestaat geen enkel betrouwbaar, feitelijk bewijs voor de hypothese dat zijn Zesde symfonie een tragische subtekst bevat. Kun je dan nog hopen meer te weten te komen over het verborgen programma? Zijn er aanwijzingen of getuigenissen die ons op een bepaald spoor kunnen zetten?

De Amerikaanse dirigent en componist Walter Damrosch zette zich vol overtuiging in voor de muziek van zijn illustere collega. In zijn autobiografie My Musical Life (1923) vertelt hij over hun tweede ontmoeting in Engeland tijdens de zomer van 1893:

Het jaar daarop, in mei, ontving ik een uitnodiging van Charles Villiers Stanford, hoogleraar muziek in Cambridge, om de universiteit te bezoeken naar aanleiding van de proclamatie. Vijf componisten uit vijf verschillende landen zouden een eredoctoraat in de muziek ontvangen: Saint-Saëns voor Frankrijk, Boito voor Italië, Grieg voor Noorwegen, Bruch voor Duitsland en Tsjajkovski voor Rusland.
 
Op 12 juni werd er ’s avonds een groot banket gehouden in de refter van King’s College, en ik had het geluk naast Tsjajkovski te zitten. Tijdens het diner vertelde hij me dat hij net een symfonie had afgewerkt waarvan de vorm helemaal anders was dan zijn vorige werken. Ik vroeg hem waarin dat verschil precies bestond, en hij antwoordde:
 
- “Het laatste deel is een adagio, en het is een werk met een programma.”
 
- “Welk programma?” vroeg ik meteen.
 
- “Dat zal ik u nooit vertellen,” antwoordde hij, “en ook niet aan iemand anders. Maar ik zal u de partituur sturen ...”
 
We namen afscheid en planden een nieuwe bijeenkomst in Amerika in de winter, maar in oktober kreeg ik een telegram waarin ik helaas vernam dat hij gestorven was aan de gevolgen van cholera. Een paar dagen later ontving ik een pakje uit Moskou met daarin de partituur van zijn Symfonie nr. 6, de “Pathétique” ...

 

De Russische zangeres Aleksandra Panajeva-Kartsova, een verre verwant van Tsjajkovski, vermeldt in haar memoires (Herinneringen aan Tsjajkovski) een gesprek tussen de componist en zijn nicht Anna Petrovna Merkling. Vlak na de première opperde deze laatste dat de symfonie een muzikale verkenning van zijn eigen leven is:

“Ja, je hebt het goed geraden!”, riep hij vrolijk uit vooraleer verder te gaan: “Het eerste deel symboliseert mijn kindertijd en mijn vage muzikale ambities. Het tweede gaat over mijn jeugd en de genoegens van de high society. Het derde over de strijd om het bestaan en het bereiken van roem. Wat het laatste deel betreft,” voegde hij er met een glimlach aan toe, “dat is een De profundis, het einde dat ons allemaal te wachten staat, ook al is dat in mijn geval niet voor onmiddellijk. Ik heb zoveel energie, zoveel creatieve prikkels.”

 
Helaas kunnen deze beweringen niet bevestigd worden door andere, betrouwbaardere of nauwkeurigere bronnen. We moeten ze dus met de nodige voorzichtigheid interpreteren. Talrijke musicologen beargumenteren dat de Russische componist helemaal niet van plan was een einde te maken aan zijn leven. Op het hoogtepunt van zijn kunnen liet hij zich steeds meer gelden als een vrije kunstenaar die het aandurfde om een extreem subjectieve taal te hanteren. Het echte mysterie rond Tsjajkovski’s dood aan het begin van de 20ste eeuw draait rond de vraag welke vorm zijn toekomstige werken zouden hebben aangenomen ...

Vertaling: Xavier Verbeke