De Munt / La Monnaie DE MUNT / LA MONNAIE

5 highlights van de vroege Verdi

in ‘Nostalgia’

Carlo Goldstein
Leestijd
6 min.

Een echte ‘hidden gem’ als ouverture, twee sleutelscènes uit Macbeth, die ene treffende vioolsolo in I Lombardi en een aria uit Il corsaro die bij sopranen even geliefd als gevreesd is: dirigent Carlo Goldstein tipt je vijf muzikale hoogtepunten uit het tweede deel van onze Verdi-diptiek.

1. Ouverture (Jérusalem)

Rivoluzione e Nostalgia covert alle opera’s van Verdi tot en met Stiffelio, en dankzij deze ouverture kunnen we ook Jérusalem, de stevig herwerkte Franse versie van I Lombardi alla prima crociata, een plaatsje geven. Voor veel mensen in de zaal wordt deze ouverture waarschijnlijk een ontdekking, maar ik begrijp echt niet waarom ze niet vaker wordt uitgevoerd. Ze kan zich makkelijk meten met de “sinfonia’s” uit La forza del destino, Luisa Miller of Les Vêpres siciliennes. Die donkere, onheilspellende kleuren, de melancholie in de cello’s, de kloeke tutti die daar niet aan willen toegeven, de finale triomf (in mineur!) – het is Verdi van het zuiverste karaat.

In Verdi’s ontwikkeling als componist valt op dat het orkest almaar kleurrijker en welbespraakter wordt, dat het zich meer en meer losmaakt van zijn rol als basale, ritmische begeleiding van de zangers. Die symfonische intuïties ontwikkelt hij eigenlijk al vroeg. Al vanaf Macbeth, bijvoorbeeld, drijft Verdi de mogelijkheden van zijn orkest tot het uiterste, zoekt hij de grenzen op van de toenmalige harmonie en dynamiek. Op een bepaald moment schrijft hij 7 p’s voor: ‘pianissimissimissimissimo’. Ergens anders moeten de zangers “senza voce” (zonder stem) zingen… Je voelt dat hij iets ongrijpbaars probeert te verklanken, iets wil evoceren dat zich in de klassieke muziekterminologie moeilijk laat benoemen. Voor dat ‘iets’ zal hij zich in toenemende mate op het orkest verlaten.

Die evolutie wilden we ook in onze muziekdramaturgie reflecteren. Blijven we in Rivoluzione, met zijn directe emotionaliteit en rechttoe rechtaan conflicten, nog dicht bij de klassieke Verdi-architectuur van koren, duetten, aria’s en finales, dan is Nostalgia een stuk complexer en symfonischer. Dat past ergens ook bij de gesofisticeerde setting en de non-lineaire vertelstrategie van deze tweede avond. Nostalgie is een vertekenende lens; ze biedt altijd een verwrongen perspectief op de werkelijkheid. Daarom zochten we ook een muziek die minder voorspelbaar is, die zich anders articuleert. We gebruiken nog steeds de syntax van Verdi’s theater, maar de muziektaal is vrijer, gewaagder. Het leek me in dat opzicht logischer om niet met een vanzelfsprekende hit, maar met een minder bekende ouverture te openen.

2. “Egli non riede ancora…”; “Non so le tetre immagini…” (Il corsaro)

De wat complexere muziekdramaturgie van Nostalgia ten spijt, blijft er natuurlijk nog steeds ruimte voor schitterende aria’s als deze, gekend en gevreesd door de sopranen. Een jonge vrouw laat er haar gedachten afdwalen naar haar verre geliefde. Haar blik is gericht op de zee en ze wordt begeleid door de harp, wat deze aria onwillekeurig een antiek karakter geeft. Hier wordt een eeuwenoude waarheid bezongen, iets wat zich in het hart van elke generatie vrouwen heeft ontboezemd, en dat nu voor de duur van een lied met ons wordt gedeeld. Tussen haar en het object van haar mijmeringen ligt een hele zee – een mooie metafoor voor het geheugen, voor de onmogelijkheid om ooit volledig toegang te krijgen tot ons eigen verleden.

3. Finale secondo (Macbeth)

Deze ‘finale secondo’ uit Macbeth kon gewoon niet ontbreken. Vooreerst omdat het een volmaakte, idiomatische Verdiscène is, waarin de dramatische spankracht een kwartier lang nooit verslapt. Ze is opgebouwd rond de twee machtige hoofdfiguren, heel wat nevenpersonages en ten slotte ook het koor, dat de bredere samenleving representeert. Met andere woorden: het persoonlijke, politieke en sociale in een perfect blend. Het orkest vervult gretig zijn rol als symfonische commentator en vertelt daarbij vaak nog iets anders dan wat de personages ons willen laten geloven. Neem het “brindisi” in deze finale. De tekst laat uitschijnen dat het hier om een vreugdevol drinklied gaat, maar het klinkt zo geforceerd dat het ronduit angstaanjagend wordt.

Ten tweede biedt deze banketscène ook een interessant spel van wisselende perspectieven. Er is de actie hier en nu, die door alle aanwezigen wordt gedeeld, maar daartussen worden ook voortdurend gebeurtenissen uit het verleden aangehaald. En die oude spoken zijn niet voor iedereen op dezelfde manier zichtbaar. Het is dankbare materie voor een voorstelling die onze subjectieve kijk op het verleden wil thematiseren en deze finale wordt dan ook het muzikale gravitatieveld van Nostalgia. De vernissage in de kunstgalerij als één groot metaforisch banket van herinneringen, allusies en onthullingen.

4. Gran scena del Sonnambulismo (Macbeth)

Zelfs voor Verdi’s hoge standaard is deze slaapwandelscène van Lady Macbeth een one-of-a-kind meesterwerk. We weten dat de componist zich daar zelf ook bewust van was: in een paar brieven geeft hij – in alle bescheidenheid – aan dat hij begrijpt waarom het zo’n succes heeft. Het is in heel wat opzichten een extreem nummer, dat helemaal niet beantwoordde aan de toen heersende esthetische normen voor een sopraanaria. Maar wil je de waakdroom van deze vrouw, die afdaalt in de afgrond van haar eigen psyche, geloofwaardig verklanken, dan moet je je wel op onbekend terrein begeven.

Opnieuw bereikt Verdi hier met spaarzame middelen een maximaal effect. Luister naar de lange, spookachtige orkestintro. Het onbehagen besluipt je nog voor er één woord gezongen is. Dan het gedeclameerde begin van “Una macchia è qui tuttora”, met dat obsessieve motief in de strijkers. Zowel de tekst als de melodie lijken aanvankelijk eenvoudig, maar de constante herhaling ervan voelt unheimlich aan. En af en toe valt een woord dat buiten de logica van de vorige zin valt. Nee, hier is iets aan de hand. Deze muziek, transparant en fragiel, sleurt ons geleidelijk aan mee in de waanzin van een vrouw die nog maar één iets verlangt: het onherstelbare ongedaan te kunnen maken, de klok terug te kunnen draaien. Maar dat is onmogelijk: ook al gaan de Macbeths pas in het laatste bedrijf helemaal ten onder, van bij de eerste scène is alles al onherroepelijk voorbij. In Macbeth is het altijd te laat. Dat maakt het voor mij ook een van Verdi’s meest nostalgische opera’s.

5. Preludio e terzetto finale dell'atto terzo (I Lombardi alla prima crociata)

Toen ik op de finale van Nostalgia werkte, stond mij één iets helder voor ogen: sommige aspecten van deze voorstelling ontsnappen aan de macht van het woord, kunnen eigenlijk alleen in de abstractie van de puur instrumentale muziek expressie vinden. Vandaar het idee om met dit beroemde Preludio e terzetto en zijn verbluffende vioolsolo aan de slag te gaan. Deze technisch bijzonder uitdagende solopartij, door Verdi geschreven voor een bevriend virtuoos, had in de handen van een andere componist makkelijk slechts dat kunnen zijn: een traditioneel bravourestuk. Verdi gaat echter een stap verder en laat deze prelude verder ontwikkelen binnen het daaropvolgende terzetto. Het trof me hoe de stem van de viool er als het ware dialogeert met de andere stemmen, als een soort volwaardige vierde personage. Het verhaal van onze dubbelproductie indachtig, zag ik er de dramaturgische mogelijkheden van in. Deze nieuwe dimensie zal, hoop ik, een ontroerende extra touch geven aan dit ensemble, dat sowieso al tot de meest nostalgische uit Verdi’s repertoire kan worden gerekend.

BONUS TRACK: “Va, pensiero” (Nabucco)

Het “Slavenkoor”, misschien wel het nostalgische stuk par excellence, mocht uiteraard niet ontbreken. Ook al is het zo beroemd en al zo vaak opgevoerd, het mist zijn uitwerking zelden. Een van de eerste critici die het unieke en het grootse van dit stuk heeft onderkend is Rossini. “Verdi is erin geslaagd om hier een echte hymne te componeren,” zo schreef hij. De allereerste maten van “Va, pensiero”, met die idyllische fluit, klinken voor mij overigens wat rosssiniaans. Maar dan, vanaf de inzet van de strijkers, opent zich een landschap: dat van het beloofde land, een universele metafoor voor hoop. De hoop op iets dat we ooit gehad hebben en misschien nooit meer zullen bereiken. Het is een landschap dat we voor ons zien, maar dat we ook meedragen in ons hart en in onze herinneringen. Het is hoop én nostalgie ineen, collectief beleden in een overweldigend unisono.