De Munt / La Monnaie DE MUNT / LA MONNAIE

Die schöne Magelone

Bekroning van de liedkunst

Yvan Beuvard
Leestijd
6 min.

Yvan Beuvard, al meer dan vijftig jaar vertrouwd met het opera- en liedrepertoire, woonde in juli het laatste recitalprogramma van Stéphane Degout en Marielou Jacquard bij. Volg hier door zijn ogen en oren hun uitvoering van Brahms' Die schöne Magelone.

Enkel de Steinway, twee muziekstandaarden en twee tafels met stoelen: meer tekent zich in de belichting niet af, wanneer ze met vijf het toneel betreden. Pianist Alain Planès neemt als eerste plaats, gevolgd door de bladomslaander, discreet en efficiënt zoals het hoort. Bariton Stéphane Degout en mezzosopraan Marielou Jacquard gaan rechts staan, terwijl Roger Germser voor de microfoon het verhaal van de liedcyclus komt vertellen.

© Marc Ginot

Dat verhaal, van de hand van de 19de-eeuwse Duits-romantische schrijver Ludwig Tieck maar gebaseerd op oudere bronnen, begint en eindigt niet ver van Montpellier, in de abdij van Magelone. Pierre, zoon van de graaf van Provence, is een dappere ridder die graag het avontuur opzoekt. Zo komt hij in Napels terecht, waar hij deelneemt aan een wedstrijd die de koning ter ere van zijn dochter organiseert. Pierre en de prinses, Magelone, voelen zich sterk tot elkaar aangetrokken en nadat ze eerst zachte woorden, gedichten en sieraden uitwisselen, komt het tot een geheime ontmoeting. Magelones vader heeft echter al een huwelijk voor haar geregeld; een gezamenlijke vlucht is de enige uitweg. Terwijl ze op een nacht liggen te slapen, steelt een raaf de drie ringen die Pierre aan Magelone heeft geschonken. Hij achtervolgt de vogel, steeds verder weg, trotseert een orkaan, wordt daarna gevangengenomen door zeerovers en uiteindelijk aan de sultan van Babylon overgeleverd. Diens dochter Sulima wordt verliefd op hem, maar Pierre weet te ontkomen. Hij keert terug naar huis, naar Magelone, die trouw op hem wacht in het klooster en het opvanghuis voor armen, die ze allebei zelf heeft opgericht.

Beter dan welk werk ooit vat deze cyclus Brahms samen en vormt het de bekroning van de kunst van het lied.

Johannes Brahms’ liedcyclus past helemaal in de tijdsgeest van de romantiek, die in zijn fascinatie voor de middeleeuwen graag uit ridderromans putte. Hij bevat genoeg materiaal voor een opera waarvan het libretto en de muziek niet zouden moeten onderdoen voor Euryanthe of Lohengrin. De componist neemt vijftien van de achttien gedichten over, die de vertelling illustreren en versterken. Elk lied is een lyrisch tafereel van buitengewone proporties, waarin de piano een belangrijke rol speelt.

© Marc Ginot

Beter dan welk werk ooit vat het werk Brahms samen en vormt het de bekroning van de kunst van het lied. De grote liedcycli van Schubert en Schumann: je mag ze gerust beschouwen als slechts een voorbode van wat Brahms hier doet openbloeien. Niet voor niets vergezelde hij Dietrich Fischer-Dieskau gedurende zijn hele (lange) carrière, zelfs nog tot na zijn afscheid van het podium. Minstens vijf opnames getuigen hiervan sinds 1952 (met niemand minder dan Weissenborn, Demus, Richter, Moore, Barenboim aan de piano). Liefhebbers van Brahms en de liedkunst kennen dit werk dan ook zeer goed. Het is al meermaals opgenomen, maar zelden opgevoerd in de Franstalige wereld. En wel om verschillende redenen. Terwijl Duitstalige en enkele Engelstalige zangers het zich hebben toegeëigend, is Stéphane Degout – bij mijn weten – de eerste Franstalige die het integraal durft te brengen. Hij beheerst, en dat is essentieel, de taal wondermooi. Zijn articulatie valt dan ook niet te onderscheiden van de beste zangers van de andere kant van de Rijn. Daarnaast zie je je als zanger ook technisch voor een extreem moeilijke opdracht gesteld. De zeldzaam lange melodieën rekken zich uit rond de noten en vereisen souplesse, een bijzonder lange adem en een breed expressief palet: van mezza voce tot heroïsche projectie ... En dat heeft deze geweldige Stéphane Degout allemaal in huis. Een andere moeilijkheid ligt in de onderbrekingen voor de vertelling van het verhaal (vaak weggelaten op de opnames) en in het feit dat een enkele bariton alle 15 liederen voor zijn rekening neemt.

Niet zo op deze avond. De gesproken teksten worden toevertrouwd aan een verteller en de zanger laat de lijnen van Magelone (en van de troubadour bij de evocatie van Sulima) aan een vrouwelijke stem. Zo maken de welkome interventies van Marielou Jacquard het mogelijk om bij de vertelling te blijven en om vocaal te variëren. De mezzosopraan (opgeleid in de Musikhochschule Hanns Eisler in Berlijn) is thuis in dit repertoire. Ze zingt het dan ook met zo'n gemak en engagement. Haar stem past perfect bij deze liederen: buigzaam, mooi qua timbre, oprecht, eerlijk en zonder tierlantijntjes. Zij opent het stuk, in de kleren van de troubadour wiens verhaal Pierre in vuur en vlam zal zetten. “Liebe kam aus fernen Landen” [De liefde kwam uit verre landen] is een prachtig liefdeslied, teder en hartstochtelijk, met een ongelooflijk harmonische rijkdom. Onze mezzosopraan brengt dit op een bijzonder authentieke manier. In een heel andere stijl (we zijn dan bij de sultan) herinneren we ons Sulima, trillend en rillend van een lichte, wispelturige liefde.

© Marc Ginot

Waarom horen we niet meer van Alain Planès? Hij heeft zich lang én succesvol verdiept in het romantische repertoire, maar vanavond toont hij zich een wonderbaarlijke Brahmsiaan. Een repertoire dat hij niet lijkt te hebben opgenomen. We vragen ons af waarom, want dit is subliem. Zijn vloeiende, erg genuanceerde, sterke maar tegelijk dromerige spel past perfect bij de stem en laat al zijn partijen zingen. Een geweldige pianist. Een gedroomde partner voor solisten.

Ondanks de omvang en de duur van de cyclus is er nooit een saai moment. De populaire zinswendingen – typisch voor het Volkslied, in de traditie van Schumann – gaan perfect samen met de dramatische lyriek van de partituur. Geen enkele melodie laat onberoerd. Ze zijn allemaal vermeldenswaardig. Neem nu “Sind es Schmerzen” [Zijn het smarten]. Dit prachtige liefdeslied, zeer legato en mezza voce gebracht, is het ideale voorbeeld van romantiek: lyrisch, resoluut, vol contrasten en tegengestelde registers. Bij de achtste melodie “Wir müssen uns trennen” [We moeten elkaar verlaten] wordt de piano bijna een luit. Daarna volgt “Ruhe Süssliebchen” [Rust maar, liefje] waarbij het wiegelied gevolgd wordt door de episode van de diefstal van de ringen door de raaf. De tiende melodie “Verzeiflung” [Wanhoop], gekweld door de duivel, met de evocatie van de storm ... En de laatste “Treue Liebe dauert lange” [Trouwe liefde duurt lang], waarbij de eerste zin, ingehouden, in één oneindige adem, de kleuren van het geluk in de zang van de bariton legt. De intense hartstocht van Magelone neemt het over, voordat Pierre zijn zin mezza voce, extatisch, ontroerd en stralend herneemt. Zelden voelde je emotie zo intens als in dit lied (omgevormd tot duet).

© Marc Ginot

De zaal is onvoorwaardelijk veroverd. Na een warm applaus volgt de welkome toegift Die Nonne und der Ritter [De non en de ridder], op een gedicht van Eichendorff, een duet waarmee opus 28 opent, een zekere anticipatie op het grote fresco dat zich deze avond ontpopt. Een onvergetelijk moment, een prachtige voorstelling door enkele toonbeelden van engagement en expressie.

Eerder gepubliceerd op Forumopéra